Teleskop AC 90/1000 EQ-2

Er bestaan in principe twee verschillende soorten telescopen. Er wordt een verschil gemaakt tussen refractors (lenstelescopen) en reflectors (spiegeltelescopen).

De opening geeft de diameter van de objectieflens of van de spiegel aan.

De verhouding tussen de opening en brandpuntsafstand van een telescoop.

Beschrijft de helderheid van een ster of puntvormig object dat nog net met een telescoop kan worden herkend. Het blote oog kan bijvoorbeeld sterren tot een magnitude van 6 herkennen.

De vergroting van een telescoop mag niet groter dan deze factor zijn. Het beeld ziet er anders donker en grauw uit.

Er bestaan voornamelijk twee ontwerptypes: de tandheugelfocuser en de Crayford-focuser.

Beschrijft de exacte opbouw van de betreffende montering en geeft zo een beter overzicht van de verschillende monteringen.

Object-positioneringssysteem in de versies GoTo en PushTo.

Oculairs zijn nodig voor de observatie. Afhankelijk van de brandpuntsafstand produceren ze een bepaalde vergroting. De beschrijving 1,25" slaat op de diameter van de aansluiting (1,25" = 31,8 millimeter).

Een telescoop beeldt een object altijd ondersteboven af. Deze wet van de optiek kan alleen worden gecompenseerd door een omkeeroptiek. Omkeerlenzen, zenitspiegels of Amici-prisma's leveren een rechtopstaand beeld. Zenitspiegels produceren een rechtopstaand maar gespiegeld beeld. Amici-prisma’s leveren daarentegen een rechtopstaand niet-gespiegeld beeld.